Karl May: Winnetou

Uitgeverij Ijzer 2021

Nawoord bij de vertaling, door Josephine Rijnaarts

Als vertaler maak je voortdurend keuzes en bij een roman die in een andere tijd is geschreven, beland je soms in een spagaat. Een van je belangrijkste taken is recht doen aan de stijl van de schrijver, maar je moet ook een vertaling maken in hedendaags Nederlands voor de lezers van nu. Die twee opdrachten bijten elkaar de ene keer meer dan de andere. Afgezien van bepaalde termen, waar ik dadelijk op inga, hadden wij als vertalers van Winnetou niet zoveel last van dit dilemma. De taal van Karl May (1842-1912) is zo fris en volstrekt niet gedateerd, dat we zeker bij de verhalende delen en de vaak geestige dialogen bijna het gevoel hadden het boek van een tijdgenoot te vertalen. De met enige regelmaat ingelaste filosofische bespiegelingen, die het verhaal een diepere laag geven, doen net als de inleiding wat archaïscher aan. De ietwat gedragen toon waarin die passages zijn gesteld hebben wij zo goed mogelijk gehandhaafd, en aan de noodzaak om dat te doen hebben we geen moment getwijfeld. 

Kolonialisme en racisme  

De twijfels die we wél koesterden hadden te maken met de toegenomen maatschappelijke bewustwording inzake kolonialisme en racisme en het besef dat taal en werkelijkheid elkaar beïnvloeden, dat taal de onderdrukking en vernedering van bepaalde bevolkingsgroepen niet alleen weergeeft, maar ook creëert en in stand houdt, en dat omgekeerd het verzet tegen dergelijke misstanden tot taalverandering kan leiden. Musea die het koloniale verleden tonen, worstelen tegenwoordig met de taal waarin ze die geschiedenis moeten beschrijven en de manier waarop ze bepaalde bevolkingsgroepen moeten benoemen. Datzelfde geldt voor historici, journalisten en de media in het algemeen. Ook als vertaler word je hiermee geconfronteerd. Globaal gezien zijn er twee standpunten waartussen je kunt kiezen: ofwel je houdt je aan de terminologie die gangbaar was in de tijd waarin het te vertalen boek is geschreven, of je gebruikt de termen die onderdrukte groepen in onze tijd zelf hanteren en respectvol vinden. Wij hebben na veel wikken en wegen een middenweg bewandeld, waarbij ons literaire kompas de doorslag gaf: de keuzes die we maakten moesten harmonisch passen in het geheel en mochten geen afbreuk doen aan de stijl van de schrijver. 

Indianen

Het eerste woord waarbij we nadrukkelijk hebben stilgestaan is ‘indianen’. Omdat deze bevolkingsgroep in Europa niet voorkomt, is er in onze contreien weinig discussie over. In Noord-Amerika ligt dat anders. De door de westerse invallers bedachte en daarom als kwetsend ervaren benaming is in de Verenigde Staten vervangen door het neutraal klinkende ‘Native Americans’ en in Canada door ‘First Nations’. Deze bijna ambtelijke omschrijvingen passen niet in een literaire tekst als Winnetou, ook niet als je ze letterlijk zou vertalen. Daar komt bij dat ‘indianen’ een van de termen lijkt te zijn die illustreren dat de gebruiksgeschiedenis van woorden continu aan verandering onderhevig is. Termen die het ene moment als denigrerend worden ervaren kunnen het volgende moment door de groep zelf in gebruik worden genomen als geuzennaam. Met het woord ‘indianen’ lijkt het die kant op te gaan. Het is in elk geval zo dat de term ‘Native Americans’ in de Verenigde Staten steeds meer plaatsmaakt voor ‘Indian Americans’. Het besluit om ‘Indianer’ te vertalen met ‘indianen’ is ons dan ook uiteindelijk niet zwaar gevallen. 

Rood en wit

Veel lastiger was het begrippenpaar ‘Rote’ en ‘Weiße’. Als we Winnetou twintig jaar geleden hadden vertaald, hadden we waarschijnlijk zonder veel nadenken gekozen voor ‘roodhuiden’ en ‘blanken’. Dat waren in het Nederlands tot voor kort nu eenmaal de gangbare termen. Nu struikelden we erover. De belangrijkste reden was het verschil tussen de twee talen. In het Duits worden de twee bevolkingsgroepen in elk geval door de taal gelijkwaardig behandeld. Of de kleuren nu kloppen of niet, of ze als neutraal of kwetsend worden ervaren, het zijn in elk geval min of meer logische antoniemen die elkaar in evenwicht houden. In het Nederlands is er van zo’n balans geen sprake. ‘Roodhuid’ wordt als denigrerend en racistisch ervaren, terwijl ‘blanke’ om de tegenovergestelde reden in het beklaagdenbankje zit: door de connotatie met reinheid zou de bevolkingsgroep in kwestie boven andere groepen worden verheven. Wij zijn op zoek gegaan naar herstel van het evenwicht. Roodhuiden en bleekgezichten? Dat had misschien gekund. Maar in de eerste plaats was het woord ‘bleekgezicht’ als het ware al bezet. ‘Karl May heeft het behalve over ‘Weiße’ ook over ‘Bleichgesichter’, als je die twee pregnante termen met hetzelfde woord vertaalt, verarm je de woordenschat van de schrijver. In de tweede plaats is de aanduiding ‘bleekgezicht’ door de groep in kwestie nooit als grievend ervaren, eerder als grappig, misschien omdat het de groep zelf was die de indianen dit woord in de mond legde, of omdat de groepsleden het zich als onderdrukkers konden veroorloven zo’n stereotypering van zich af te laten glijden. Het gebruik van ‘bleekgezichten’ versus ‘roodhuiden’ zou dan ook geen gelijkheid opleveren. Een tweede mogelijkheid was geweest: de roden en de witten. Ook die hebben we verworpen, vooral vanwege de associaties met de Russische Burgeroorlog en het Rode en Witte Leger. De rode en de witte mannen dan? Die benaming gebruiken we soms, wanneer ook Karl May dat doet, maar ook hiervoor gold dat we geen slap aftreksel van de oorspronkelijke stijl wilden door in de vertaling steeds dezelfde woorden te gebruiken. Uiteindelijk hebben we twee termen gekozen die wellicht allebei als kwetsend worden ervaren, maar wel een evenwichtig paar vormen: roodhuiden en withuiden. De Dikke Van Dale heeft het lemma ‘withuiden’ in 2007 toegevoegd met de omschrijving: ‘minachtend, beledigend, blanke’. Bij het veel oudere lemma ‘roodhuid’ staan eveneens de kwalificaties ‘minachtend’ en ‘beledigend’, maar dan voor ‘een lid van een Noord-Amerikaans inheems volk’. Volgens het meest gezaghebbende woordenboek in ons land zijn de termen ‘roodhuid’ en ‘withuid’ in ieder geval in onze tijd dus gelijkwaardige antoniemen. Bovendien vonden we ze goed klinken en vooral ook goed passen bij de stijl van de auteur, want zoals gezegd: het was ons literaire kompas dat bij het maken van onze vertaalkeuzes uiteindelijk de doorslag gaf.  

Tot slot

Het liefst vertaal je voor de eeuwigheid, maar dat is een illusie, zeker wanneer er in een boek sprake is van beladen termen of termen die in de loop der jaren beladen zijn geraakt. Sommige woorden die tien jaar geleden in orde waren, kunnen nu niet meer. En ongetwijfeld gebruiken we nu weer woorden die over tien jaar niet meer kunnen. Als kinderen van onze tijd hebben we keuzes gemaakt die naar onze mening recht doen aan de huidige discussie zonder de stijl van de schrijver geweld aan te doen.

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven