Langs de rivier

(fragment)

De wind was een les die iedere vreemdeling in de stad moest leren. Er waren de plotseling opstekende nachtelijke stormen, die de lucht vulden met een oorverdovend gerammel, gerinkel, geklepper en gekletter, omdat overal dingen half uit hun verankering werden getrokken, schommelden in de wind, en vroeg of laat helemaal werden losgerukt en door de straten gejaagd, tot de wegen van de windvlagen zo met elkaar verstrikt raakten dat alles tot stilstand kwam en schotelantennes, raamklinken, slordig verstopt inbrekersgerei, plastic flessen, brievenbuskleppen, opschrijfboekjes, foto’s, aanstekers, wasgoed en knijpers op de stoep of in een bocht van de weg op een hoop bleven liggen. Er waren de langdurige stormen, die met een hoge fluittoon, voortgebracht door de wrijving tussen de verschillend gekleurde en in een wisselend tempo langstrekkende wolkenlagen, hun komst aankondigden, bij het invallen van de duisternis luwden en ’s ochtends bij de eerste schemering met frisse moed opnieuw begonnen, alsof ze bij hun werk per se gezien wilden worden. Tot de bijzondere verschijnselen behoorden de kortademige windhozen, die delen van de stad op hun kop zetten, hele rijen hulpeloos aan hun nok spartelende huizen achterlieten en zich meteen daarna schielijk uit de voeten maakten.

(…)

Chagrijnige zwanen hielden de wacht over de tamme, bevaarbare Lea, vlak na de vertakking bij de stuw, waar de wilde Lea zich afsplitste. Norse bewakers, voor een deel al ten prooi aan de nabije verwildering, in oud geworden zwanenwit dat, hoe vuil het ook was, oplichtte in deze altijd schaduwrijke hoek tussen stuw en brug. Als schildwachten op een verloren post, tussen obscuur groen, fabrieksterreinen, een oude krachtcentrale, het zachte suizen van de Filter Beds en het gedempte ruisen van de kleine stuw, geheimenbewaarders van het verleden, van heen en weer varende schepen vol koopwaar en handelsgoederen, van vermoeide scheepsjagers en bezwete trekpaarden, van stadsrandlanterfanters, van steenbakkers aan de achterkant van het terrein langs het kanaal, zo volhardden de oude vermoeide zwanen op bevel van een ver verwijderde koninklijkheid, die hier alleen nog te zien was in de vorm van hun op het stille wateroppervlak deinende en drijvende groepje. 

[fragmenten uit Esther Kinsky, Langs de rivier (Am Fluß, 2014), vert. Josephine Rijnaarts. Pluim, 2020]

Waardering
  • Genomineerd voor de Europese Literatuurprijs 2021 (shortlist)
  • Kinsky’s roman is een genereuze gift voor de geduldige lezer. Het loont om aandachtig te lezen, elke zin, elke alinea en elk hoofdstuk. Zo krijgt het boek zelf iets van een rivier, van een gestage stroom die een eigen tempo heeft, dwingend, zodat er weinig anders op zit dan je mee te laten voeren. Eenmaal meegevoerd komt de beloning met een dosis literair plezier die tot slot expressie vindt in de diepe zucht van voldoening waarmee het boek wordt dichtgeslagen. Sander Kollaard. De Volkskrant
  • Langs de rivier blinkt uit in meesterlijk verwoorde observaties en belevenissen van diverse ‘terreinen’ en gebeurtenissen. Of het nu een moeras, een kattenbegraafplaats of een sjofele markt is, Kinsky tekent de waarnemingen steevast briljant op. Bovendien weet ze ook treffend de condition humaine te schilderen van de kleurrijke bevolking aan de zelfkant van de maatschappij: de arme sloebers die worstelen met hun alledaagse beslommeringen. (…) De stilistische kwaliteiten van de auteur kunnen nauwelijks overschat worden. Hoewel Kreupelhout, haar eerste in het Nederlands vertaalde roman, lovend werd onthaald door sommige recensenten in Nederland en Vlaanderen, geldt Kinsky onder lezers nog steeds als een Geheimtipp. Er mag gehoopt worden dat Langs de rivier de roman is waarmee ze die status van zich af kan werpen. Want de roman is steengoed, een meesterlijk taalfestijn. Kris Velter. Mappalibri.be
  • Deze roman is als een schatkist die openklapt. Wie tijdens het lezen graag al eens een mooie frase of een knappe gedachte onderlijnt, zal met Langs de rivier niet weten waar op te houden. Kinsky schrijft zinnen die je in een kadertje aan de muur wil hangen. Het is proza voor trage genieters, (…) Er ademt een melancholie van de pagina’s die zich zacht en gestaag openvouwt. Kinsky slaagt er moeiteloos in de meest delicate stemmingen tot leven te roepen, sferen die je herkent en waarvan je niet wist dat ze in woorden gevat konden worden. Jan Dertaelen. De Tijd
  • In wonderschone, poëtische observaties brengt ze niet alleen dit kleine stukje natuur tot leven, maar ook de mensen uit haar buurt (…) Dit is proza dat je niet leest om het verhaal, maar om de precieze, elegante formuleringen van Kinsky, die niet voor niets vaak met W.G. Sebald wordt vergeleken. Katja de Bruin. vprogids
  • Na het lezen van Langs de rivier zou je de trein naar Londen willen nemen om de wandeling te maken die in deze roman een hoofdrol speelt: langs het riviertje de Lea, dat zich in het oostelijke deel van de stad discreet een weg baant… Berthold van Maris. Trouw
  • In het snoer van observaties gaat het in Langs de rivier ondertussen over grote thema’s. Het gaat over de grote stad die als een levend organisme voortdurend van gedaante verandert en over de mensen uit de hele wereld die er aanspoelen, verschoppelingen en verdrevenen die geen thuisland meer hebben, mensen die simpelweg zijn vergeten waar ze vandaan komen. De ik ziet alles aan als buitenstaander tussen de buitenstaanders. Ze duidt niet, ze maakt er geen verhalen van, ze legt de beweeglijke werkelijkheid zo precies mogelijk vast waardoor die, in al haar rommeligheid en ordeloosheid, gaat glanzen en stralen. Xandra Schutte. De Groene Amsterdammer
  • Kinsky lezen is een oefening in concentratie (…) het is zonder meer een rijk boek. Karen Billiet. De Standaard
  • Het proza is zeer poëtisch (…) Esther Kinsky kreeg in eigen land de eerste Sebald-Literaturpreis. Behalve naar rivieren en stadsranden gaat haar belangstelling net als bij Sebald uit naar buitenstaanders, immigranten, zonderlingen. Anders dan bij Sebald vinden we bij haar veel personificaties en antropomorfismen, typisch voor dichters. Remco Ekkers. Tzum/literair weblog
  • … want, lijkt Kinsky te willen zeggen; wat leeft laat zich per definitie niet doorgronden. (…) In deze wonderlijke roman bewerkstelligt Esther Kinsky het onmogelijke: het vastleggen van die ongrijpbaarheid zelf. Shira Keller. NRC Handelsblad
  • Net als in haar andere boeken en gedichten vertelt Kinsky met veel gevoel. De beschrijvingen zijn ontroerend, of het nu om mensen, dieren of allebei gaat. Zo beschrijft ze de roep van de wulpen en roerdompen, ‘in wezen zo gelijkmoedige keeltjes, die totaal niet beseften hoe hartverscheurend ze klonken’. Jerker Spits. Nederlands Dagblad

Waardering van de vertaling

  • Genomineerd voor de Europese Literatuurprijs 2021 (shortlist). Uit het juryrapport: ‘De vertaling van Josephine Rijnaarts is subliem. Het kan geen sinecure zijn geweest al die lange meanderende zinnen in een Nederlands om te zetten waar het Duits niet doorheen schemert. De vertaling van de poëtische kwaliteiten van dit proza, de oorspronkelijke toon, de klank, de adem, het ritme ervan, moet Rijnaarts hoofdbrekens hebben gekost. Maar van die moeite is in haar Nederlands niets meer te merken. Dat is een prestatie van formaat.’
  • Die zinnen zijn natuurlijk een compliment waard aan vertaalster Josephine Rijnaarts. Laat ik daaraan toevoegen dat het, zeker bij dit boek, mooi is dat de naam van de vertaalster niet enkel op de titelpagina, maar ook op het omslag staat. Dat is meer dan verdiend. Jerker Spits. Nederlands Dagblad
  • Josephine Rijnaarts heeft Kinsky’s rijke, vloeiende stijl prachtig naar het Nederlands vertaald. Xandra Schutte. De Groene Amsterdammer
  • Het spel met vormen en taal staat voorop. De korte hoofdstukken volgen een ritmische choreografie, met tal van alliteraties en binnenrijmen. Het moet een aartsmoeilijke klus zijn geweest voor vertaalster Josephine Rijnaarts, die zorgvuldig werk leverde. Karen Billiet. De Standaard

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven